100 jaar terug in de tijd

Vanaf 14 januari gaan we terug naar 1923!

Dingen van Schoonheid

1923 is het jaar van de doorbraak van de jonge ontwerper A.D. Copier (1901-1991). Hij heeft dan al enkele jaren ervaring met het glas en combineert het werk aan de fabriek met een opleiding aan de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen onder zijn leermeester Jac. Jongert (1883-1942), van wie hij de zorg voor de grafische vormgeving inmiddels heeft overgenomen.

Op 16 mei van dat jaar wordt hij bij de fabriek aangesteld om toe te zien op de ontwikkeling en uitvoering van al het glaswerk. Het glaswerk zoals dat sinds 1915 wordt vervaardigd naar ontwerp van architecten en sierkunstenaars als Berlage, De Bazel, Lanooy en Lebeau valt hier formeel niet onder. In de praktijk echter wordt Copier ook hierin de spil. Het biedt hem de gelegenheid om ook zijn eigen ontwerpen in productie te laten nemen. Als in november De Bazel plotseling komt te overlijden staat Copier niets meer in de weg om in 1927 uiteindelijk de algemene artistieke leiding van de fabriek te krijgen.

Een alleszins productief 1923 vormt de opmaat naar bijna een halve eeuw aan ‘dingen van schoonheid’.

Hulde aan Hudig

In 2023 is het 100 jaar geleden dat Ferrand Hudig (1883-1937) zijn proefschrift Das Glas verdedigde. Het is het eerste overzicht van alle glasblazerijen in Nederland vanaf 1581 tot eind 18de eeuw. Zijn proefschrift is maar dun, 108 pagina’s, maar Hudig heeft een heel knap staaltje van doorwrocht archiefonderzoek verricht. Met een zeer uitgebreid notenapparaat van maar liefst 548 noten. Een eeuw later is het nog steeds dé bron voor alle kennis over glasblazerijen in de Nederlanden van de 16de tot en met de 18de eeuw.